Een dierbare vriend van mij appte me laatst dat hij het idee heeft dat ik me inmiddels in een ‘safe and happy place’ bevindt. Stabiel ook. Wauw!!?! Stabiel nog wel, is dat niet dé ultieme uitdaging voor een verslaafde? ’The challenge is balance’, zeg ik altijd tegen mijn patiënten. Omdat verslaafden a.) geen geduld hebben en b.) geen talent voor balans. Het moet allemaal nu en nooit een beetje.
Hij heeft gelijk. Wat een verschil met mijn tijd in actief gebruik, maar ook met de emotionele rollercoaster die pril herstel was. Zie onder andere mijn blog ‘Emo-shit’ (‘Ik blijf het lastig vinden; al die emo-shit.’), maar welke blog eigenlijk niet uit het eerste jaar, hihi.
Als ik alleen al naar mijn werk kijk; mijn werk als dokter is voor mij, en dat is niet veranderd in herstel, van levensbelang. Me nuttig maken, zinvol bezig zijn, mensen helpen; dát is zingeving voor mij. In herstel (en meestal in balans 😉 ) niet meer de enige zin van het leven, maar waarschijnlijk nog altijd de belangrijkste. Sorry lievemans en prachtmeiden, maar dat is waarvoor ik het doe (maar zonder jullie niet zou kunnen). Waarom ik überhaupt wil leven in deze klerezooi die de wereld was, is en zeer waarschijnlijk blijft.
Ik ben wel veel bewuster van mijn werk gaan houden; dankbaar dat ik een bescheiden rol mag spelen in het herstelproces van mensen.
Eerder was ik, natuurlijk in toenemende mate, een veel verbetener dokter. Het was nooit goed genoeg; ik was altijd ontevreden over wat ik gedaan had, wat ik (niet) kon doen, gefrustreerd over wat ik niet kon veranderen. Het moest altijd grootser, er moest altijd meer. En iedereen moest hierin mee, met mij krampachtig strevend naar een betere wereld.
Maar de ontevredenheid, de frustratie bleef; hoe hard ik ook werkte en hoe goed mijn bedoelingen ook waren. Als tropenarts, als anesthesist en in den beginne ook als verslavingsarts. Dus ik moest door; meer mensen redden, sneller, vaker, groter. Maar de voldoening bleef uit. Totdat ik het doorkreeg..
Er waren eens drie koningen die de ultieme schat in hun bezit hadden. Deze schat wilden zij voor de mensheid verbergen. En de eerste koning zei: ‘We verbergen hem op de allerhoogste berg, daar waar de mensen onmogelijk naartoe kunnen klimmen.’ Maar de twee andere koningen zeiden: ‘Nee joh, dat gaat niet werken. De mensen gaan hem sowieso vinden.’ Toen zei de tweede koning: ‘Weet je wat? We gooien hem in de allerdiepste oceaan, zo diep dat er geen mens bij kan komen.’ De andere twee koningen zeiden: ‘Nee, nee, je vergist je. Mensen zijn slim, zij gaan een manier vinden om de schat op te duiken.’ Tenslotte zei de derde koning: ‘We verbergen hem in de mensen zelf, want daar gaan ze niet zoeken.’
Hoe mooi en betekenisvol ik mijn werk nu vind, heeft niets met het werk, maar alles met mij te maken. Of het nu de druppel op de gloeiende plaat in Zuid-Soedan was of het korte contact met de NOMA-patiëntjes in Nigeria; ik ben oprecht dankbaar dat ik de kans gekregen heb mijn steentje bij te dragen.
En het ‘oplopen’ met de verslaafde medemens is helemaal bijzonder. Om mensen op weg te helpen naar een beter leven, een mooiere versie van zichzelf, of juist op een menswaardige manier voor de ondergang te behoeden is niet persé makkelijk, maar wel prachtig werk. I love my job! En ik probeer er nog iedere dag beter in te worden. Met name mijn ongeduld zit mij (en dus mijn patiënten) nogal eens in de weg. 🙁
Emotioneel ga ik ook al lang niet meer alle kanten uit. Leven vanuit vertrouwen levert zoveel meer positiviteit op dan altijd maar sceptisch, cynisch en bijdehand zijn. Loslaten in plaats van de controle willen behouden; het altijd maar op je hoede zijn..
Ik kan met steeds meer mededogen naar mezelf kijken, ook naar mijn gedrag in het verleden. Omdat ik steeds meer inzicht krijg in waar het vandaan kwam. Hoe onveilig ik vaak geweest ben; als kind, maar ook later. Zeker toen mijn middelengebruik hand over hand toenam.
Lastig is het wel. Ik houd er nog steeds niet van; dat gepeur in mijn ziel. Niet door mezelf, maar zéker niet door anderen. Ik heb, toen mijn verslavingsbehandeling ten einde liep, verder psychologisch onderzoek (op ADHD en PTSS) en verdere psychologische behandeling resoluut van de hand gewezen. Ik vond 1 ‘sticker’ wel genoeg en had in 2018 meer over mezelf gepraat dan de 46 jaar daarvoor bij elkaar. Ik kon weer verder.
Momenteel heb ik een aantal individuele gesprekken met een psycholoog als voorbereiding op de systeemtherapie met mijn tobbende dochter. Niet mijn idee; maar als mijn dochter moedig genoeg is om aan zichzelf te werken dat werk ik daar uiteraard aan mee. Spannend is het wel.
Die vrouw stelt allerlei rake vragen over mij: mijn jeugd, opvoeding, ouders, relaties, verslaving etc. Soms voel ik het dan weer; de onveiligheid, de eenzaamheid (zó alleen), de pijn. En dat voelen is eng. Mijn hoofd begint het dan ook meteen weg te redeneren: Zo erg was het nou ook weer niet, andere mensen maken vele ergere dingen mee. Je ouders deden ook gewoon hun best (zéker waar, maar..). Je was er zelf bij, uiteindelijk is het is allemaal goed gekomen. Gebeurd is gebeurd, je kunt er toch niets meer aan veranderen. Je gaat je toch niet aan lopen stellen, hè? En ga zo maar door.
Die gevoelens echt toelaten en doorvoelen, dat kan (en wil?) ik nog maar mondjesmaat. Maar dat ik zo vaak en zo veel onveilig ben geweest en nu inderdaad al een hele tijd in ‘a safe and happy place’ ben, dat voel ik maar al te goed. En dat voelt ook heel erg goed. 🙂