06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Contact

      30 07 2019 | Blog

      Ik zit er al ruim een week op te kauwen.. ‘contact’. Contact was één van de topics ingebracht op de meeting vorige week maandag. De mattie die het inbracht is een ‘peut’, vraag me niet van welk soort, maar ze praat veel en makkelijk over dat soort shit.

      Terwijl zij maar doorwauwelde over hoe belangrijk zij het vindt om werkelijk contact te ervaren, dacht ik: ‘wat houdt contact precies in?’ en ‘over welk soort contact heb je het eigenlijk?’

      Want je kunt mij van alles wijsmaken (dus niet!), maar het ene contact is het andere niet. Je hebt contact met de medewerker achter de balie van de apotheek of met de juf van school tijdens het 10 minutengesprek van je dochter. Maar je hebt ook contact met je vader als hij helemaal naar Delft gereden komt omdat hij jou (lees: de kleinkinderen ;)) zo mist of je je (ex-)lief een kneepje in zijn hand geeft als jullie een bepaald liedje horen. Er zijn dus soorten en maten in contact; een zekere gelaagdheid, toch?

      Maar ‘werkelijk contact ervaren’, daar gaat het dus om. Hoe gaat dat dan, wat moet je daarvoor doen, hoe voelt dat eigenlijk? En met wie dan? Ervaar ik wel werkelijk contact? Ik denk er over na, al ruim een week, dus. Maar ik voel helemaal niks, denk ik. Of toch wel? Misschien. Soms.

      Wat is er in Godsnaam mis met mij? Ik houd toch zeker écht van mijn kinderen, van mijn ouders en broertjes, van mijn (ex-)lief? Ik houd trouwens van een heleboel mensen. Écht.

      Maar wat is écht? En hoe voelt dat? Hoe weet je dat? Hoe meer ik erover nadenk, hoe minder ik het weet. En hoe minder ik voel trouwens.

      Herstel gaat over ‘verbinden’. En zonder verbinden geen contact, duh.. Addicts en verbinden schijnt een ding te zijn. Want je verbinden met mensen maakt je kwetsbaar en kwetsbaar is eng. Kwetsbaar kan pijn doen, veel pijn.

      Gebruiken gaat over verdoven. Verdoven en wegstoppen. Maar, in ieder geval in mijn geval, ook over rust in je kop. Want dat hoofd van mij, dat staat nooit uit. Alles wordt gewikt en gewogen, geanalyseerd en bekritiseerd, vooral dat laatste. Dingen worden niet ‘ervaren’, niks wordt zomaar ‘gevoeld’. Altijd moet dat ‘hopeloos verstrikte visnet’ (zie blog 15 juli) zich ermee bemoeien.

      Vroeger was contact maken, me verbinden, voor mij vrijen. Als ik iemand lief vond dan vree ik ermee. En als ik degene heel lief vond dat vree ik er vaak mee en dan ‘hadden we wat’. Daar hoefde verder niet heel veel woorden aan vuil gemaakt (alhoewel ik moet zeggen dat ik écht een ster was én ben, in lieve briefjes, appjes en cadeautjes :). Je snápt toch wel dat ik je lief vind, ik vrij toch met jou. Soms (lees: vaak) werd het gecompliceerd door de hoeveelheid mensen die ik lief vond en wat zij daar dan weer van vonden..

      Maar ik ging er prat op dat ik niet monogaam was en niet jaloers aangelegd. Dat was voor ‘limited people’; bange, onzekere mensen. Mijn ‘liefde-is-geen-taart-theorie’ (uitleg onderaan) was befaamd in mijn directe, en minder directe, omgeving. Niet persé geliefd overigens..

      Misschien denk je bij het lezen nu: ‘Gelul van een dronken aardbei’. Nou dat was dus ook vaak zo. Want de drank zorgde ervoor dat mijn hoofd haar bek hield en ik kon voelen. Wat overigens tijdelijk was. Het spoor van gekrenkte zielen en geblutste harten dat ik achter liet niet.

      Maar dat ‘voelen’ dus, dat werkelijk verbinden; daar moet je voor open stellen, daar moet je je voor bloot geven. En niet alleen (of vaak zelfs helemaal niet) letterlijk.

      Ik denk erover na.

       

      N.B. Uitleg ‘liefde-is-geen-taart-theorie’: Wat ik hiermee bedoelde (en trouwens nog mee bedoel) is dat het niet zo is dat als je van de één gaat houden, je dan minder van de ander houdt. Niet zoals met een taart die je in stukken verdeeld en waarbij, als je een extra stuk verdelen moet, de anderen automatisch een kleiner stukje krijgen. Liefde is eindeloos en grenzeloos, het komt niet in een vaststaande hoeveelheid. Ik heb vier kinderen en het is niet zo dat bij de geboorte van ieder volgend kind het vorige (de vorigen) een deel in hebben moeten leveren.