06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      De psychiatrie

      10 01 2020 | Blog

      In mijn nieuwe vakgebied heb ik veel niet-artsen als collega’s en.. psychiaters. Ik heb geen psychiaters in mijn kennissenkring en met de collega psychiaters in het ziekenhuis was het contact summier en eigenlijk altijd telefonisch. Meestal ging het om patiënten op de SEH of IC die een TS hadden gedaan en waarbij de psychiater in consult werd gevraagd. Waar ik altijd geschokt was door zoveel zielenpijn dat het een TS rechtvaardigde vond ik de reactie van de collega psychiater aan de andere kant van de lijn vaak nogal onderkoeld. Ze kwamen nooit meteen en ook niet voor tienen (of na vieren) dus je zag ze niet ‘live’ omdat je alweer druk was elders levens te redden. Dus wat weet ik eigenlijk van deze collega’s en over hun vakgebied?

      In de kroeg haalde ik nog weleens een anekdote aan over een collega co bij de chirurgie. Heelkunde was duidelijk niet ‘zijn ding’ en toen hij, in gedachten verzonken waarschijnlijk, ‘in de haken hing’ bij een laparotomie wees de operateur op iets in de buik en vroeg; ‘Wat is dat’?Waarbij het niet ging om een obscure aftakking van de arterie mesenterica superior of een aberrant verlopende urether, maar iets groots en evidents, de lever of zo. Mijn collega co had alsnog geen flauw benul. De chirurg keek hem verbijsterd aan en vroeg: ‘Wat wil jij later worden, jongeman?’ Mijn collega co antwoordde: ‘Huisarts of psychiater, dokter, dat weet ik nog niet.’ Waarop de chirurg zei: ‘Wordt in Godsnaam psychiater jongen en blijf zo ver mogelijk bij het menselijk lichaam vandaan.’

      Van mijn co-schap psychiatrie staan me de biografieën van de patiënten nog bij. Levensverhalen waar alle levenslust uit geslagen was en waardoor ik het absoluut niet raar vond dat mensen zo gek als een ui waren geworden, of erger. Ook kan ik me een psychiater herinneren (niet de man zelf, wel wat hij zei) die een patiënte zag op de poli. Ik mocht meekijken. Ik schakelde op een gegeven moment af (zoiets als mijn collega co bij de chirurgie ;)) omdat ik vond dat de patiënte alleen maar zeurde. Ik schrok wakker toen ik de psychiater hoorde zeggen: ‘Wat zit je toch te zeiken, mens.’ Toen de patiënte weg was vroeg hij wat ik er van gevonden had. Ik vertelde dat ik inderdaad vond dat ze een klaagmiep was, maar dat ik lichtelijk geshockeerd was door zijn botte reactie. Hij legde uit dat dat juist de bedoeling was, omdat wat de patiënte bij ons opriep, ze dat ook in de echte wereld opriep en dat deze negatieve manier van aandacht vragen een belangrijke oorzaak van haar problemen was. Dat hij haar dat in wilde laten zien. Oké..

      Ik kan me van mijn eigen intake een Vlaamse psychiater herinneren; hij had een wilde grijze haardos en baard, droeg een uitgelubberde lichtblauwe lamswollen trui en keek bedachtzaam tussen de rookwolken door (hij lurkte continu aan een dikke sigaar) terwijl hij naar me luisterde. Op een gegeven moment deed hij de gevleugelde uitspraak: ‘Als jij stopt met drinken, meisje, zul je je subiet een stuk beter voelen’. Ook reageerde hij buitengewoon droog toen ik protesteerde tegen de suggestie om voorlopig alleen alcoholloze feestjes te geven. Ik sputterde tegen: ‘Dat kan écht niet, ik kom uit Brabant, ik ben een Bourgondiër, gastvrijheid is superbelangrijk en feestjes, daar hoort alcohol gewoon bij.’ Hij zei droogjes: ‘Oké, dan geef je een jaar geen feestjes’. Ik vertoonde alle onrust, agitatie en boosheid van iemand in actieve verslaving (met ontwenningsverschijnselen). Van hem ging een serene rust uit..

      Sinds ik van vakgebied ben veranderd heb ik vele collega’s die geesteszieken helpen ontmoet (definitie van psychiater= een dokter die mensen die geestesziek zijn helpt). Ze hebben lang niet allemaal een wilde haardos of baard (want ook vaak vrouw). De wollen trui kan ook een ‘jasje dasje’ zijn (beetje jammer wel, dat er ook Leidse corpsballen psychiater geworden zijn ;)) en velen roken niet, laat staan dikke sigaren. Zelfs die serene rust (is dat een pleonasme?) straalt maar een enkeling uit. Waarschijnlijk omdat zenuwartsen behoorlijk hard werken. Daar ben ik inmiddels wel achter nu ik me (deels) op hun werkterrein begeef. Een werkterrein dat mij uitermate fascineert, want wat is nu boeiender én complexer dan de menselijke psyche? Maar wat mij soms ook hevig teleurstelt en mateloos frustreert (ja, je dacht al wanneer komt ie nou ;)) is dat ook hier de (geesteszieke) mens met al zijn -unieke- gedragingen wordt ingekaderd. Ingekaderd en gecategoriseerd door de DSM; the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen, voor het eerst opgesteld en uitgegeven door de American Psychiatric Association in 1952. De DSM was toentertijd noodzakelijk geworden om een einde te maken aan de grote internationale spraakverwarring in de literatuur over psychische aandoeningen. Met als achterliggende gedachte patiënten dan beter te kunnen helpen. Maar dat was in de jaren vijftig, ver voordat de marktwerking zijn intrede in de zorg deed. De DSM I is inmiddels geëvolueerd naar de DSM 5 (2013) en het ‘in hokjes duwen’ van patiënten is zijn doel al lang (ver) voorbij geschoten. In de GGZ krijgen mensen -angstig, beschadigd, in de war, verslaafd of anderszins geestesziek- tegenwoordig medisch herkenbare zorgproducten aangeboden die gekoppeld worden aan relevante uitkomstmaten (heb ik niet zelf bedacht). En het juiste ‘label’ is essentieel om patiënten het juiste zorgproduct aan te kunnen bieden (in ieder geval om het vergoed te krijgen van de zorgverzekeraar). Het is een open deur om te stellen dat mensen niet in hokjes passen. Zeker onze patiëntenpopulatie niet; met alle complexiteit van hun zieke geest (en vaak ook lijf) onder invloed van middelen en gevormd (meestal beschadigd) door opvoeding, ervaring en omgeving. Dat alles ook nog evaluerend over tijd. Maar er moet een label op, het moet in een hokje. Met als resultaat dat mensen in de loop van hun leven het ene na het andere label opgeplakt krijgen.

      Daar is niet alleen Tygo Gernandt (zie ‘Tygo in de Psychiatrie’) achter gekomen; ik zie het iedere dag. Niet alleen in de kliniek waar ik werk en waar je voor opname al een dubbele diagnose moet hebben, maar ook bij mijn eigen cliënten die soms van het kastje naar de muur worden gestuurd in de hulpverlening omdat één van de vergaarde labels niet matcht met het zorgproduct dat wordt aangeboden (al hoopt en denkt de persoon in kwestie van wel) en dat zou weleens gevolgen kunnen hebben voor de uitkomstmaat.

      Ook dochterlief is in krap een half jaar tijd tweemaal van label veranderd. Haar vader en ik zaten de hulpverlener van de GGZ waarschijnlijk glazig aan te staren toen zij opgeruimd vertelde dat ze van diagnose A nu toch eerder aan diagnose B dachten en dat de behandeling daar vanaf nu op gericht zou zijn. Wij zagen nog steeds dezelfde tobbende puber die niet lichtvoetig door het leven danst (zie blog 3 januari).

      Mijn Vlaamse psychiater heeft trouwens hokje 305.10; Stoornis in tabakgebruik: ernstig. Als hij niet inmiddels gestopt is met roken, want dan vervalt dit hokje weer. Dat hoop je tenminste, want die labels zijn een stuk plakkeriger dan je zou willen..