06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Gastschrijver IV

      22 08 2020 | Blog

      Al vanaf jonge leeftijd werd me verteld dat ik erg slim was. Het werd me zo vaak verteld dat ik er zelf in ging geloven. Het werd ook een belangrijk onderdeel van mijn identiteit, mijn eigenwaarde en mijn bestaansrecht: slimmer zijn dan anderen. Daarbij helpt het natuurlijk niet dat ik uit een familie kom van eigenwijze betweters. Die best lief kunnen zijn, maar dat vaak vergeten in hun eindeloze streven naar succes, zelfverbetering en maatschappelijk nut. Dit zijn overigens later verkregen inzichten. Zó slim was ik nou ook weer niet als jonkie.

      Ik merkte op de basisschool dat ik makkelijk contact maakte met andere kinderen. Die band onderhouden was een heel ander verhaal.. Na verloop van tijd ging ik vervelend doen, aandacht trekken, ruzie maken. Achteraf gezien uitte mijn onvermogen om met emoties om te gaan zich toen al. Ik had wel emoties, maar díe werden thuis juist weer niet zo gestimuleerd, zeker niet door mijn vader. Gezien waar hij  vandaan komt heeft hij het  ontzettend goed gedaan. Tegelijkertijd had ik daar natuurlijk niet zoveel aan, ik had en heb gewoon last gehad van zijn trauma’s. Dit is overigens ook iets wat ik moest leren in herstel: ik mag gewoon boos zijn over iets van toen, ook al heb ik vandaag de dag begrip voor de situatie en kan ik het allemaal relativeren. Mijn eigen gevoel wegrelativeren is iets wat ik vaak doe. Uiteindelijk zorgt het er voor dat ik eigenlijk altijd boos ben. Niet aan de buitenkant, maar sluimerend, van binnen.

      De verwachtingen thuis waren hooggespannen. Als ik een hoog cijfer haalde werd me gevraagd wat de rest had en als daar iemand tussen zat die hoger had werd me gevraagd wat ik beter had kunnen doen. Mijn ouders toonden hun liefde en erkenning vaak door ambitieus met en voor me te zijn. Ik zat op voetbal, tennis, atletiek, schaken, cricket en judo. Ook ging ik op zaterdag naar school om de taal van mijn moeder te leren. Later heb ik mijn ouders wel eens gevraagd waarom ze mij toch zoveel lieten doen; ‘Omdat je in zoveel dingen zo goed was’, was het antwoord. Dat antwoord maakte me verdrietig. Dat wist ik toen nog niet, ik kende vooral woede, maar als ik nu terugkijk denk ik alleen ‘verdrietig’.

      Afijn, ik leerde dat slim zijn en presteren erg belangrijk waren en dat niet nadenken een van de domste dingen is die mensen kunnen doen. ‘Weet ik veel’, als antwoord was geen optie. Ik ben blijven hangen in dat hele slim zijn. Neerkijken op minder slimme mensen (vooral degenen die dénken dat ze slim zijn) en opkijken tegen mensen die slimmer zijn. Gelijken heb ik niet, stel je toch eens voor dat ik niet uniek zou zijn.

      De manier waarop ik de wereld zie wordt gevoed door eindeloze analyses en gedachten over alles wat ik om me heen zie en meemaak. Voelen is er niet echt bij, ik denk mezelf altijd naar begrip toe. Iets niet begrijpen is dus ook geen optie; alles moet altijd een verklaring hebben, toeval bestaat niet en geloof is voor sukkels die geen wilskracht hebben en zich onbewust neerleggen bij hun gebrek aan intelligentie. Hoe hard dit is? Toch denk ik vaak zo, al weet ik dat het niet correct is, het is er wel. Ik ben namelijk niet goed in voelen, ben in dat opzicht echt een gehandicapte.

      In de puberteit werd dat voelen dus een probleem. Gevoelens die niet te snappen en, minstens zo erg, niet te controleren waren. En ik wilde ook pauze, pauze van mijn hoofd. Ik zocht rust, stilte in m’n hoofd, niet maar constant alles meemaken en daar wat mee moeten of daar last van hebben. Even helemaal niks, vluchten uit de werkelijkheid en vooral niet nadenken. Vanaf mijn 14e ben ik gevlucht; in muziek, films, gamen, eten, gokken en uiteindelijk drugsgebruik. Drugs was perfect. Maar ik kon niet meer stoppen met de drugs..

      En toen kwam ik, na vele verspilde jaren, op een punt dat ik onder ogen moest zien wat mijn leven geworden was en hoe weinig waarde dat nog vertegenwoordigde in mijn eigen ogen. Ik moest stoppen, ik wilde stoppen met drugs gebruiken. Maar zelf stoppen lukte niet. Althans, zelf gestopt blijven. Ik begon altijd weer, het aantal beloften dat ik aan mezelf heb gemaakt en vervolgens niet ben nagekomen is ontelbaar. Ik had hulp nodig.

      Via een halfbroer leerde ik het Narcotics Anonymous programma kennen. Hij nam me mee naar m’n eerste meeting. Niet dat ik toen al bereid was toe te geven dat ik verslaafd was en het niet zelf kon oplossen zonder hulp van anderen. Op die meeting zag en hoorde ik overal het woord ‘God’ en dat was precies wat ik nodig had om mezelf weer heel snel die kamer uit te jagen. Want ik wilde nog helemaal niet stoppen met gebruiken. Dat wist ik toen nog niet, maar achteraf gezien weet ik dat dat de waarheid is. Mijn broer probeerde me nog uit te leggen dat het geen religieus programma is, dat het gaat om een zelf in te vullen hogere macht. Daar snapte ik natuurlijk helemaal niks van en bovendien was mijn besluit al genomen: ‘F* deze shit’.

      Een jaar later was ik inmiddels zo wanhopig dat ik echt álles wilde doen wat ik moest doen om clean te worden én te blijven. Zelfs geloven leek zo slecht nog niet, vergeleken met mijn dagelijkse gebruik en dagelijkse zelfhaat. Al ben ik nog steeds blij met dat het inderdaad geen religieus programma is en ik niet gelovig hoefde te worden om clean te blijven. Het gaat er echter om dat ik iets ben gaan doen dat ik nog nooit eerder in mijn leven had gedaan: accepteren dat ik iets niet begrijp.

      Ik kan je niet precies vertellen waarom ik niet kan stoppen als ik eenmaal begin. Ik kan je niet precies vertellen waarom het programma voor mij werkt. Ik kan je niet precies vertellen hoe ik een hogere macht zie en hoe die werkzaam is in mijn leven, laat staan hoe zoiets er uit ziet en of je dat überhaupt kunt beschrijven. En laat ik heel duidelijk zijn, first and foremost ben ik een praktisch persoon. Don’t fix it, if it ain’t broken. Maar als het maar werkt. Als ik maar clean kan blijven én kan blijven bouwen aan een beter leven en een leuke toekomst. Als ik maar vooruit blijf gaan, als ik maar het lef blijf hebben om dingen te doen die ik eng vind en vaker ‘ja’ zeg dan ‘nee’. Tegen alles, tegen het leven, maar ‘nee’ tegen gebruik.

      De dagen dat ik iets niet doe omdat ik het rationeel niet kan bevatten of uitleggen zijn grotendeels voorbij. Mijn ervaring heeft me geleerd dat de meest succesvolle mensen in een Twaalfstappenprogramma de mensen zijn die niet constant dwars liggen, niet alles ter discussie stellen, noch hun eigen wil doordrijven. De meest succesvolle mensen in herstel doen. Het Twaalfstappenprogramma is een programma van actie, niet van denken. En dat blijkt te werken, zelfs (of juist?) voor mij. 🙂