Ik was afgelopen weekend één van de ruim 40.000 mensen die deelnam aan de klimaatmars in Amsterdam en dat voelde goed. Het was een gemêleerd gezelschap; alle leeftijden (‘grootouders voor het klimaat’ en pubers met ‘masturberen en red de ijsberen’), alle kleuren (nou ja, van groen tot rood, hihi) en alle soorten gender (een man met een spandoek waarop stond: ‘ik val op mannen met een kleine ecologische voetafdruk’ en een jongen met ‘neuk m’n reet, niet de planeet’). Greta werd veel geciteerd met ‘there is no planet B’ en ‘no more blablabla’. Ook moet ‘Rutte stoppen met kutten’ (dat geldt overigens niet alleen voor het klimaat). De rijk geïllustreerde spandoeken met ‘de enige goede olie is broccoli’ en de enige goede kolen zijn bloemkolen’ vond ik leuk gevonden. Net zoals ‘ride dicks not cars’, eat pussy, not cows’ en ‘geen gelul, uitstoot naar nul’. Maar de winnaars waren wat mij betreft twee jongens waarvan de ene rondliep met een klok op zijn hoofd die stilstond op 5 voor twaalf en de ander totaal onverstoorbaar een kamerplant in pot op zijn schouder meedroeg. Zó droog.
Natuurlijk moet je geen wonderen verwachten van zo’n protest, maar om met zoveel verschillende mensen samen te komen en ‘en masse’ de straten van Amsterdam te bevolken, geeft hoop en vertrouwen. Om zoveel strijdbare jonge mensen bij elkaar te zien, daar werd ik ook heel blij van. 🙂
Gisteren hoorde ik dat demissionair premier Rutte tóch stopt met het financieren van fossiele brandstofprojecten in buitenland; ietsje minder kutten dus..
Eind vorige week was ik op Texel om twee nascholingen aan huisartsen te geven; over de ziekte verslaving en over verslaafde collega’s. Ik werd gecombineerd met een psycholoog die gespecialiseerd is in seksverslaving en zelfwaardering. We waren de uitsmijters van een nascholingsweek met als thema ‘Haast kun je inruilen voor zeeën van tijd’.
We troffen elkaar in Den Helder om vanuit daar samen verder te reizen en onderwijl kennis te maken. Ik ben nog altijd een beetje bang voor psychologen, zeker voor de ouderen die ik ook van echte kwaliteiten verdenk. Hij bleek zich ingelezen te hebben in ‘mij’ (website, interview Medisch Contact, interview Volkskrant), dus een voortkabbelende kennismaking op de boot naar Texel, de spreekwoordelijke ’koetjes en kalfjes’: écht niet!
Hij had gelukkig ook gevoel voor humor. We schoven aan tijdens de lunch en zagen een rij huisartsen met hun soepje, broodje kroket en sapje voorbij schuiven waarop hij droog mompelde: ‘Brave borsten zijn het toch hè, huisartsen.’ Ik vertelde prompt tegen hem dat ik in dat soort serieuze situaties altijd de neiging op voel komen om ‘raar’ te gaan doen. Recalcitrant, quasi grappig, obstinaat, druk, gewoonweg irritant waarschijnlijk, maar in ieder geval ‘raar’. Hij vroeg: ‘En vind je dat een positieve of negatieve eigenschap van jezelf?’ Waarop ik zei: ‘Hmmm, authentiek?’
We kwamen ook nog over mijn held Aristoteles te spreken. En over de (on-)zin van het leven; over de fuik waarin de meeste mensen zitten, dat dat niet alleen voor verslaafden geldt. Ik zei dat we allemaal tobbers zijn; op ‘macro-niveau’ is het hele leven sowieso een zinloze exercitie. Dat vond hij dan weer ‘te los’. De fuik was teveel controle, mijn macro-view was te weinig verbinding. Het juiste midden was via Aristoteles te vinden. En als ik zo ‘losgeslagen’ was en niets meer voelde (ik had hem over mijn F* de Paashaas-modus verteld) vond hij dat eerder op een depressie duiden (ja, dat bedoel ik dus met dat psychologen eng zijn).
Enfin, het was een intensieve en interactieve deskundigheidsbevordering. Erg zinvol en leuk om te doen (als ik het niet op macro-niveau maar op meso-niveau bekijk). Over drie weken de volgende lichting brave borsten, hihi.
[Eén van de natuurlijke wetmatigheden is dat het universum is opgebouwd uit gelijksoortige patronen die zich op verschillende niveau’s en op een verschillende schaal voor doen. Het niveau waarop we zelf functioneren noemen we het meso-niveau. Wat op grotere schaal is noemen we macro-niveau en wat op kleinere schaal is noemen we micro-niveau. Bron: Mens en samenleving.]
Mijn werk in de moloch die GGZ heet is ook erg intensief en interactief, maar voelt steeds minder leuk en zinvol.
De slechte communicatie met ‘het hogere echelon’, waar ik een maand geleden al over schreef (Nieuwe baan) is gebleven en heeft zich uitgebreid naar mijn contact met de collega’s op de werkvloer.
Dat is nieuw en maakt dat ik tegen mijn grenzen aanloop. De falende organisatie was een bekend fenomeen toen ik voor deze baan koos, dat ik niet lekker lig in een team en dat men niet openstaat voor mijn ideeën is nieuw. Mijn kennis over de ziekte verslaving, mijn visie op herstelgericht werken en mijn suggesties voor verbeteringen van de structuur werden de afgelopen twee jaar op al mijn stageplekken gewaardeerd.
Ik heb inmiddels continu het gevoel dat ik me moet verdedigen, dat mijn woorden verkeerd worden uitgelegd (mijn respect voor mensen, en dus ook voor verslaafden, stáát gewoon, dat wil niet zeggen dat je niet man en paard mag noemen). Mijn ideeën om meer structuur aan te brengen en sterker in te zetten op het ontwikkelen van een gezamenlijke visie -die niet eenduidig is maar echt patiëntgericht- stuiten op veel weerstand.
Ik probeer het heus bij mezelf te zoeken, naar mijn eigen aandeel te kijken, mijn woorden te wegen, me in te houden; het resultaat is dat ik me helemáál niet meer vrij voel om mezelf te zijn.
Gisteren nog werd mijn suggestie om als regiebehandelaar gestructureerd driemaandelijks met de behandelaren te gaan zitten en de patiënten te bespreken ontvangen met luidkeelse tegenwerpingen. Terwijl dit geen raar idee is; we werken tenslotte volgens de F-ACT methodiek waar dat gewoon vandaan komt. Ook mompelde een collega twee stoelen verder: ‘Alsof wij niet zélf kunnen beoordelen wanneer we een regiebehandelaar in moeten schakelen.’
Zover dus voor mijn enthousiaste verander- en verbeterideeën. Ik word er moe en moedeloos van.
Ik zit niet op mijn plek..