Mijn opleiding tot verslavingsarts is afgerond, ik ben het: een verslaafde verslavingsarts. 🙂
Aangezien de OK in de afgelopen 25 jaar van mijn habitat de meest overgeprotocolleerde werkplek van het ziekenhuis geworden is waar ik me eigenlijk niet meer thuis voel -en ook niet persé nodig ben, er is eerder een overschot aan anesthesiologen dan een tekort- ben ik als verslavingsarts aan het werk gegaan.
Omdat ik mijn patiënten fantastisch (en sommige een absolute ‘pain in the ass’) vind en er nog zoveel te pionieren valt in de GGZ. Van übergestructureerd naar bijna chaos, van het ene uiterste naar het andere uiterste; je lijkt wel een addict, Beckers. En ontwikkelingswerker (als ex-tropenarts) in Nederland, hihi.
Mijn opleiding heb ik bij één van de grootste, en door verdere fusering tijdens mijn opleiding, nu waarschijnlijk dé grootste, GGZ-instelling van Nederland gedaan. ‘Het moloch dat GGZ heet’, heb ik het eerder genoemd. En iedereen die er echt in werkt in plaats van erin ‘managet’ weet wat ik bedoel.. De managers die het niet tot directeur geschopt hebben waarschijnlijk ook trouwens.
De afgelopen twee jaar heb ik op diverse plekken binnen de organisatie gewerkt en geleerd. Ik heb bevlogen en betrokken mensen leren kennen, maar ik heb ook veel onmacht en onvermogen gezien (en nee, dan heb ik het niet over de patiënten).
Een kraptemodel dat is de GGZ ook. Een kraptemodel waarin de tekorten steeds nijpender worden, de wachtlijsten steeds langer en waar de schaalvergroting mijns inziens sterk averechts werkt. Al blijft men in de hogere regionen deze realiteit stug ontkennen en krampachtig doorfuseren.
Het tekort aan behandelaren is schrijnend, de druk op hen om alle gaten dicht te lopen en alle ballen in de lucht te houden neemt steeds verder toe.
Een papieren tijger van oplossingen is er inmiddels bij elkaar geschreven, de ene expertgroep wordt aangevuld met de andere kenniskring. Plannen, ideeën en visies wisselen elkaar af, maar gewoon voldoende goed draaiende CGT-middelen groepen kunnen niet eens geboden worden. ‘Een praatje pot’, zoals de behandelaren het noemen, is vaak het enige dat rest.
Over de uitdrukking ‘een praatje pot’ -die ik niet kende voordat ik in de GGZ ging werken- zegt de Googlelaar het volgende: overleg wanneer dat niet is toegestaan, bijv. bij het klaverjassen, intiem, vertrouwelijk praatje (achter een pot koffie) waarbij men inlichtingen tracht in te winnen of meer algemeen ook een informeel babbeltje, een praatje over koetjes en kalfjes, over triviale zaken.
Want een luisterend oor bieden is wel het minste wat we voor onze patiënten kunnen doen, bij voorkeur liefdevol en oordeelloos.
Misschien tegen beter weten in (mijn lief was sceptisch) ben ik toch bij deze enorme organisatie, waar ik tenslotte mijn opleiding heb gedaan, aan het werk gegaan. Om alles wat ik geleerd had, niet alleen over verslaving, maar ook over deze organisatie, in de praktijk te brengen. Omdat ik mogelijkheden zag, vele mogelijkheden..
Onder andere om pro-actief in plaats van reactief te werken. Om mensen te onderwijzen in een goed onderbouwde en inmiddels bewezen behandeling voor verslaving die gratis en zonder wachtlijst beschikbaar is voor iedereen (het Twaalf Stappenprogramma uiteraard). Om mensen te ondersteunen, te motiveren en mee te nemen. Juist ook in het loslaten en grenzen aangeven; de verantwoordelijkheid weer terug te leggen bij de patiënten zelf. Zeker waar er sprake is van onwil in plaats van onvermogen.
Ontkenning is bij verslaving lange tijd een symptoom van de ziekte en helaas hebben de meeste verslaafden meerdere crisis nodig om tot het inzicht te komen dat stoppen met gebruiken de enige échte optie is, de enige kans op écht herstel. Pappen en nathouden, de hele tijd de brandjes voor iemand blussen, maakt de weg naar dat inzicht alleen maar langer.. Maar als dat inzicht er eenmaal is moet je ook meteen kunnen doorpakken samen.
Inmiddels ben ik anderhalve maand verder (ja,ja, pas anderhalve maand, maar ooit een addict met geduld gezien?) en is mijn enthousiasme ernstig geslonken. De twijfel of deze baan bij deze organisatie wel de juiste keuze was slaat toe.
Gebrek aan communicatie, verschillende verwachtingen en conflicterende belangen (die van mij liggen bij de patiënt en zullen nooit ergens anders liggen, bij welke organisatie ik ook ga werken en welke directeur mij ook voor wat dan ook uitmaakt) maken dat de talloze mogelijkheden die ik zag alweer van alle kanten gesmoord worden en er hard aan me getrokken wordt om met de stroom mee te zwemmen en zoveel mogelijk case load weg te werken. Op papier in ieder geval, over kwaliteit en inhoud (het gebrek daaraan) heeft niemand het.
In mijn hoofd is het een drukte van belang: mezelf evalueren, reflecteren, analyseren, corrigeren en ga zo maar door. Op het werk verval ik in oud gedrag, ik word drammerig, gelijkhebberig, ongeduldig. Ik irriteer me aan mezelf; aan mijn ongeduld, maar ook aan mijn naïviteit.
Ik merk ook dat twee jaar slechte communicatie en slechte organisatie zowel van de inhoud van mijn opleiding als van de arbeidsvoorwaarden (ook nu is mijn contract nog niet geregeld) zijn sporen hebben nagelaten. Dat de frisse moed en energie waarmee ik dacht te beginnen misschien toch niet zo fris is.
Ik heb de Serenity Prayer vaker nodig dan goed voor me is..
Onderwijl zie ik een artikel van Thijs Broer (in Vrij Nederland) voorbij komen over de hardnekkigheid van de oude bestuurscultuur in de politiek. Hmmm, misschien niet alleen in de politiek.