06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Normaal doen

      08 02 2020 | Blog

      Ik hoorde afgelopen week van een spreker tijdens de meeting de tekst: ‘Ik kan nou eenmaal gewoon niet normaal doen.’ 

      Buiten het feit dat die zin, die opeenvolgend de woorden eenmaal, gewoon en normaal bevat, taaltechnisch op z’n minst interessant te noemen is, trof hij me ook omdat hij zo herkenbaar is. En misschien wel extra herkenbaar vanwege het heerlijke Brabantse accent waarmee deze zin, in hartje Rotterdam, uitgesproken werd. Want, ondanks dat ik er op m’n achttiende ben vertrokken en overal en nergens in Nederland en de wereld gewoond heb, blijf ik (hoorbaar) een Brabants meisje. ’En dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht..’ 🙂

      Herkenbaar dus, want ja, dat normaal doen, hè, dat is een uitdaging voor ons, addicts. In ieder geval voor mij. Mijn hele leven al.

      Wat is dat eigenlijk, ‘normaal doen’? Op mijn middelbare school (in Noord-Brabant inderdaad) hing een grote poster in het lokaal van maatschappijleer waarop stond: ‘Ooit een normaal mens ontmoet? En.. beviel het?’ Ik vond die poster natuurlijk top. Dat was in de tijd dat leraren maatschappijleer nog gewoon lang haar en baard hadden (M/V), geitenwollen sokken met sandalen droegen en ons hun militant linkse sympathieën nog openlijk op mochten dringen. Op een boreale kleuterschool in het lieflijke Heemstede zat Thierry tevreden te knutselen, zich nog niet bewust van de homeopathische verdunning van de Nederlandse bevolking met alle volkeren van de wereld. Maar ik dwaal af..

      Ik hoor het vaak van matties in shares en soms van patiënten die worstelen met zichzelf in herstel. Hoe moet dat nou eigenlijk? Leven. Normaal leven. Normaal doen. Wat wordt daar nou eigenlijk mee bedoeld? Toen je erachter kwam dat dat best lastig was; ‘het leven’ en ‘normaal doen’, dat je dat eigenlijk niet zo goed snapte, begon je te gebruiken. Toen ging het ineens veel beter, en als niet dan kon het je in ieder geval niet meer schelen. En nu, nu je de wereld weer nuchter en scherp bekijkt, kom je erachter dat je de boot gemist hebt. De ‘normale mensen boot’. Die boot met mensen die dat gaandeweg het leven schijnbaar wél hebben opgepikt; wat er zoal van je verwacht wordt. Normale mensen weten, snappen én kunnen dat. In ieder geval op het oog..

      Ik hoor mijn hele leven al dat ik niet normaal doe of ben en, erger (zéker als je in de puberteit bent), dat ik het erom doe. ‘Jij wíl gewoon niet normaal doen’ of ’jij wíl gewoon opvallen’, is mij vaak verweten. Toen ik als klein meisje soms 12 boeken in de week las en spreekbeurten over archeologie en politiek gevangenen hield, waar anderen het over hun poes of konijn hadden. Of toen ik als achttienjarige liever obstinaat met kaalgeschoren hoofd in tuinbroek en op soldatenkistjes rondstiefelde dan charmant glimlachend met lange krullen en hooggehakt in elegante jurkjes door het leven te gaan. En ondertussen kwamen er steeds meer piercings bij.. Een vriend van mij die economie studeerde zei eens: ‘Gelukkig heb je een heel representatief gezicht.’ Dat was wel vóór mijn neuspiercing, hihi.

      Tijdens mijn co-schap chirurgie zij een verpleegkundige eens tegen mij (witte man, middelbare leeftijd, je weet wel, zo’n type die normaal doen heeft uitgevonden): ‘Jij kúnt helemaal geen dokter worden, zoals jij eruit ziet.’

      Die neiging om altijd in de contramine te gaan of overal een grap van te maken, die ontzettende allergie voor kleingeestigheid, waar komt die vandaan? Ben ik inderdaad een groot kind? Of zit er wat anders achter? Ik zeg: voer voor psychologen. 🙂

      Als tropenarts heb ik me jarenlang vrij gevoeld. Daar, waar mensen zich over het algemeen druk maken om dingen die er werkelijk toe doen, had ik geen last van die Hollandse benepenheid. Dat je je ziel en zaligheid in je werk legt wordt uitermate gewaardeerd, bovendien ben je wit en kom je uit Europa, dus anders ben je toch al. Terug uit Afrika kwam ik erachter dat de conformeringsdrang alhier inmiddels tot grote hoogte was gestegen en werd het dokterskeurslijf, zéker als medisch specialist, steeds verstikkender. En dientengevolge mijn neiging me daartegen te verzetten (reflectoir?) steeds groter. Ik wilde, en wil nog steeds, ‘de luiken van de Hollandse benepenheid openbeuken’. Mooie zin, hè? Las ik ooit in recensie over het boek ‘Ik, Jan Cremer’. Maar ik dwaal wederom af.. 🙂

      De directeur van mijn laatste ziekenhuis was een groot fan van het hele ‘LEAN Six Sigma’ gebeuren. Voor wie het niet kent: LEAN Six Sigma is een methode voor het organiseren van kwaliteits- en efficiëntieverbeteringen. De methode past in het vakgebied van operational management en dient als een methode om processen systematisch te innoveren. Het combineert de principes LEAN manufacturing en Six Sigma om de acht soorten verspilling (muda) te elimineren (bron: Wikipedia). En ja, je mag braken.

      Om de boodschap ziekenhuisbreed uit te dragen (gaat dit over de zorg voor zieke mensen!!?!?) werden er excursies georganiseerd naar de Toyota-fabriek in Manchester. In één dag met het vliegtuig op en neer om te zien hoe de, uit Japan komende, onderdelen tot motoren in elkaar werden gezet om daarna per schip retour Japan te gaan. Want daar werden ze dan weer in de auto’s gemonteerd. Hoe ‘LEAN’ is dat?

      We moesten om 05.00 uur op Schiphol zijn, dus dat leek mij een mooie gelegenheid de avond ervoor te gaan stappen in Amsterdam. Kon ik in één keer door. We waren met een gemêleerd gezelschap, van administratief medewerker tot medisch specialist. Er sloot zich in Manchester een zelfde groep uit een Rotterdams ziekenhuis aan. Er werden groepsapps aangemaakt, iedereen was superenthousiast en luisterde de hele dag -niet gehinderd door enige kennis van het technische proces en een beperkte kennis van de Engelse taal- naar presentaties en keek geboeid naar demonstraties. Bij de evaluatie buitelde men over elkaar heen om te benadrukken hoe zinvol de dag was geweest, hoeveel ze geleerd hadden en wat ze voortaan allemaal anders en beter gingen doen. Ik vond het een aanfluiting en stak dat niet onder stoelen of banken. Samen met een uroloog uit Rotterdam probeerden we de hele dag al onze snor te drukken en maakten we flauwe grappen over ‘het schoolreisje’. Op het vliegveld gingen we aan het bier (in mijn geval: wéér aan het bier).

      Niet lang daarna moest ik op het matje komen bij een manager. Ik had me ‘een medisch specialist onwaardig’ gedragen, ik moest begrijpen dat ik als medisch specialist een voorbeeldfunctie had. Dit was bijna aan het einde van mijn actieve verslaving en dat zal zeker niet meegeholpen hebben. Maar ook nu, twee jaar later en in herstel, vind ik het nog steeds een farce. Wat een flauwekul, wat een geldverspilling. En wat heeft dit in godsnaam met goede patiëntenzorg te maken! Ik zou, ook nu, de hele dag gaan lopen keten, gewoon, ‘de boel een beetje opleuken’. Misschien ben ik inderdaad niet geschikt voor ‘de rol van medisch specialist’. Want ik doe mijn werk oprecht en met toewijding, altijd al gedaan, maar die ‘rol’? Die snap ik nog steeds niet. En die neuspiercing heb ik ook nog altijd. 😉

      Ach, dan maar de boot gemist..