Ik heb deze week weer een aantal maal onderwijs gegeven over verslaving. Aan verpleegkundigen, aan psychologen én aan verslaafden zelf. Het is triest hoe weinig mensen weten over verslaving. Deze chronische, progressieve en nog altijd dodelijke ziekte die 12-15% van ons allen ergens in het leven treft.
Dat is een verdrietig en best heftig verhaal, zeker met het relaas van Gabor Maté erin verwerkt. (YouTube: Gabor Maté + addiction -> het filmpje duurt 09.50 min. En -even voor mijn dochters- ja, ik weet wel hoe ik een link in mijn blog moet plakken, maar ik wil geen link in mijn blog plakken. Dat vind ik lelijk.)
De neurobiologie van verslaving vind ik het meest fascinerende deel, maar het stukje herstel is het mooiste. Dat is hoopgevend, omdat het gaat over herwonnen vrijheid. Dat stemt optimistisch, omdat het mogelijk is.
Onder professionals bestaat er geen consensus over wat herstel nou precies inhoudt. Maar wij (lees: herstellende verslaafden) weten het!! 🙂
Want waar doe je het allemaal voor? Dat ‘onverdoofd door het leven gaan’?
Om erger te voorkomen, zeker. En daarvoor is abstinentie verkrijgen de eerste stap, maar dat volhouden, de rest van je leven.. pfffff.
Dat lukt dus alleen maar als je aan jezelf werkt. Geduchtig -en pijnlijk- zelfonderzoek, het doorbreken van patronen. Vertrouwde patronen..
En dan volgt rust, rijkdom en geluk. Echt, ik ben zó vaak zó belachelijk gelukkig. Ik hoor ook steeds vaker van mensen terug dat ik zoveel rust uitstraal, waarbij ik altijd snel even over mijn schouder kijk om te zien of ze het tegen iemand anders hebben. Ik? Me? Moi? Mijn matties, sommigen veel langer in herstel, zeggen het. Anderen zeggen weer ‘ik dacht dat jij al veel langer in herstel was’ als ze mijn clean-tijd van nog geen drie jaar horen. Zelfs mijn ouders zeggen het, hihi.
Wat is dat dan dus? Persoonlijke groei, ik kan het zelf niet anders omschrijven. En, zweverig of niet, ik groei nog steeds. 🙂
Persoonlijke groei draait vooral om proces van bewustwording. Bewustwording van wie je werkelijk bent. Waar, los van de invloed van je omgeving en de cultuur, je echte interesses liggen. Heb je dat helder, dan kun je beginnen met loslaten van wat jou weerhoudt om het leven te leven wat je werkelijk wilt. Dat zegt de Googelaar erover..
Iets verder googelend stuitte ik op, ja hoe kán het ook anders, mijn grote held Aristoteles. Hij was één van de eersten, in de Westerse beschaving, die zich met persoonlijke groei bezighield. Hij heeft er, ergens 300 voor Christus, zelfs een boek over geschreven; de Ethica Nicomachea. Hierin definieerde hij persoonlijke ontwikkeling als phronesis (praktische wijsheid). Het beoefenen daarvan zou moeten leiden tot eudaimonia, meestal vertaalt als geluk, maar accurater vertaalt als ‘het bloeien van de mens’.
In het Oosten hield Confucius (ca. 551 BC – 479 BC) zich 200 jaar al eerder bezig met persoonlijke groei en ontwikkeling. In de Chinese traditie heeft Confucius’ levensfilosofie een belangrijk fundament gelegd voor bijvoorbeeld familiewaarden. Het ‘cultiveren van het zelf’, de opgave voor ieder individu om een goed mens te worden, is een eerste vereiste om uiteindelijk tot wereldvrede te komen.
Waar Aristoteles en Confucius, met grofweg 200 jaar verschil en allebei aan een andere kant van de globe, het over eens waren was dat deugden te leren zijn, dat je wel degelijk een betere versie van jezelf kunt worden. En dat dat dan ook nog een ‘win-win’ situatie oplevert. Omdat het niet alleen beter voor jezelf is, maar ook voor je omgeving. En uiteindelijk voor de wereldvrede (Confucius).
Natuurlijk is het, bij het nadenken over persoonlijke groei en -uiteindelijk- persoonlijk geluk niet bij Confucius en Aristoteles gebleven. Velen hebben nadien geprobeerd hetzelfde wiel uit te vinden. En nog steeds, want het blijft een superactueel vraagstuk (dat dus feitelijk voor het begin van de jaartelling al opgelost was).
De adviezen van Aristoteles zijn praktisch en nog altijd actueel dus. Praktisch vind ik fijn, daar kan ik wat mee.
Zoals: ‘Bewandel de gulden middenweg, dan zit je altijd goed.’ Praktisch inderdaad, maar evengoed een uitdaging voor iemand met de ziekte van de mateloosheid.
Een ander praktisch advies dan: ‘Probeer de beste versie van jezelf te worden -en help anderen hetzelfde te doen.’ Dat doe ik, dat probeer ik oprecht. Voor mezelf lijk ik goed op weg te zijn, maar voor anderen? Hoe weet ik wat hun beste versie van zichzelf is?
Een heel mooi advies: ‘Volg je glans. Onderzoek wat je echt plezier doet, want daar ligt je roeping.’ Het mooie hieraan vind ik dat ik dat al sinds mijn achtste weet. Dat is -in de kern- onveranderd gebleven.
En verder heb je vrienden nodig om gelukkig te worden. Gelukkig word je niet zonder vrienden volgens Aristoteles. Hij verdeelde vrienden in categorieën. Je hebt drie soorten vrienden; vrienden om plezier mee te maken (je drinkebroeders of gebruikersvrienden vallen in die categorie), nuttige vrienden (de vriendschap eindigt als het nut ophoudt te bestaan; collega’s bijvoorbeeld) en ‘de vriendschap tussen goede mensen’. Deze vorm van vriendschap is de volmaakte, volgens Aristoteles. Zowel qua duur als qua voortreffelijkheid. Deze vrienden kennen je, houden je scherp en bij de les. Je moet loyaal zijn, je moet initiatief nemen, je moet er voor ze zijn als ze het moeilijk hebben. Kortom; je moet ze toelaten in je leven.
Deze vriendschappen zijn zeldzaam. Echt goede vrienden, daarvan heb je er maar een paar in je leven. Dat is misschien waar, maar ik ken zóveel mooie mensen; is dat ook geluk?
Hoe maak je nou goede vrienden? Aristoteles: ‘Aardige dingen doen zonder dat erom gevraagd wordt en er niet achteraf over opscheppen, want dan doe je het vooral voor jezelf.’ Degene die daar het allerbeste in is, die ken ik, toevallig. Is dat ook geluk? Of ‘ookookgeluk’? 🙂
Laatste ‘note’ over persoonlijke groei: Ik kwam vorige week een uitspraak van mezelf in pril herstel tegen. Ik had gepassioneerd opgeschreven: ‘Ik háát binnen de lijntjes kleuren!!’ Nu denk ik: ‘Welke lijntjes?’