06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Stap 2

      16 10 2020 | Blog

      ‘Wij kwamen ertoe te geloven dat een Macht groter dan onszelf ons weer geestelijk gezond kon maken.’

      Het blijft, voor velen van ons, een ding: die ‘Hogere Macht’ of ‘God, zoals wij hem begrepen’ die zo vaak voorbij komt tijdens de NA-/AA-meetings. En dat terwijl er ook iedere meeting wordt voorgelezen dat het een spiritueel, niet religieus programma is. Oké.. hóe dan?

      Sommige verslaafden haken af. Ten onrechte. Niet wanhopig genoeg misschien.

      Gelukkig voor mij had ik mijn eigen ‘religie-struggle’ al jaren achter de rug. Een gevecht dat ik met verve gevoerd had én gewonnen, vond ik. Dus toen ik naar meetings begon te gaan koos ik ervoor die flauwekul categorisch te negeren. Ik liet mijn herstel toch zeker niet belemmeren door aperte onzin.

      Dat ik katholiek ben opgevoed verraden mijn vijf  voornamen. Met name mijn moeder pakte mijn katholieke opvoeding behoorlijk serieus aan. Ik werd als baby gedoopt en op mijn achtste deed ik mijn eerste communie. Groot feest, barbiejurk, nieuwe fiets en eerste horloge. De meeste zuiderlingen haken hierna af, maar mijn moeder stond erop dat ik ook mijn vormsel deed. Dat is het laatste van de drie initiatiesacramenten. De katholieke kerk kent er in totaal zeven. Het vormsel is de hernieuwing van de belofte die je ouders bij het doopsel hebben gedaan. Aangezien jij zelf toentertijd nog een baby was is het vormsel je bewuste keuze voor het katholieke geloof, voor het ontvangen van de gave van de Heilige Geest. Ik had daar op mijn twaalfde helemaal geen behoefte aan maar zwichtte voor de emotionele chantage van mijn moeder. Ik denk nog regelmatig met afschuw terug aan de geruite broekrok en gele kniekousen die ik toen droeg.

      Op mijn achttiende besloot ik me uit te schrijven. De stuitende vrouwonvriendelijkheid en homofobie van de katholieke kerk waren mijn belangrijkste drijfveren. Ik wilde in geen geval bij die club horen. Zelfs niet op papier.

      Ik trok de stoute schoenen aan en benaderde de pastoor in mijn geboortedorp. Die weigerde. ‘Eens een schaapje Gods, altijd een schaapje Gods, zei hij. Briesend van woede verliet ik de kerk. Ook de officiële rooms-katholieke gremia gaven niet thuis. Mijn missie was tevergeefs totdat ik erachter kwam dat ik bij de burgerlijke stand simpelweg het ‘RK.’ achter mijn naam kon laten schrappen. Mission accomplished zou je zeggen, maar het geloof liet me niet los.

      Tijdens mijn studietijd verdiepte ik me in de bijbel, in andere geloven en andere gelovigen ;). Ik ging naar cursussen en discussieavonden. Ik leerde veel, maar haakte telkens af bij de dogma’s en doctrines. De stelligheid van velen  riepen bij mij vraagtekens en weerstand op. Ook miste ik individuele ruimte.

      Mijn queeste werd beëindigd met een eigen lijntje naar boven, naar wederzijdse tevredenheid :). Regelmatig gevierd met het aansteken van een kaarsje in een kerk of kathedraal ergens ter wereld, maar nooit ingeperkt door een wereldreligie.

      In de loop van vele jaren waarin mijn boosheid op de wereld en mijn drankgebruik in stijgende lijn gelijk opgingen werd het koord losser en rafeliger. Totdat ik het niet meer kon én wilde zien, laat staan voelen. Ik wilde liefst zo min mogelijk voelen. Het leven was al K* genoeg.

      Op mijn eerste meetings, de meetings in pril herstel, was spiritualiteit of religie er gewoon niet, niet voor mij. ‘Waakzaamheid’ was mijn woord uit het programma (zie blogs 15/07/2019 en 09/11/2019). Er waren veel dingen waar ik niets mee kon of die ik niet begreep, maar mijn huidige missie was om te krijgen wat de mensen die daar zaten hadden; clean-tijd. Mensen die net zo wanhopig waren geweest als ik, maar die het hadden gered. In ieder geval langer dan ik, sommigen zelfs in de dubbele cijfers. Mensen die dat eeuwige gemarchandeer van ‘ééntje kan toch geen kwaad’ of ‘ééntje kan toch wel weer’ het hoofd wisten te bieden en als winnaars uit de bus kwamen. ‘Stick to the winners’, was het advies dat ik had gekregen. Dus ik zat daar, week na week en maand na maand te luisteren.

      Mettertijd kwamen er anderen begrippen bij; dankbaarheid, openheid van geest. Mijn weerstand tegen het begrip ‘nederigheid’ verminderde.

      Na ongeveer een jaar was daar steeds vaker en steeds robuuster het vertrouwen dat ik voelde. Het vertrouwen dat het goed zou komen, het vertrouwen dat ik goed bezig was. Ik voelde me meer en meer ‘connected’; ik was niet meer alleen. Ik maakte deel uit van een groter geheel.

      Daarna realiseerde ik me dat het lijntje nooit helemaal weggeweest was. Het besef dat er altijd, hoe hard ik er ook vocht met mijn demonen en tegen de wereld, er altijd voor mij gezorgd was. Op een bepaalde manier was er altijd iets of iemand geweest. Het bewijs lag in het simpele feit dat ik nog leefde, dat mijn dochters nooit iets ernstigs was overkomen.

      Er was schade en schande, littekens op mijn vel en krassen op mijn ziel. Maar ik ben er nog.

      En dat wát er is, er is, weet en voel ik nu heel zeker. Het is liefdevol en heeft het beste met mij voor.