06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Strijder

      07 03 2020 | Blog

      Eén van mijn patiënten zei afgelopen week tegen mij: ‘Ik moet het tóch zelf doen en ik gá het ook zelf doen. Ik ben een vechter, dokter, ik geef écht niet zo maar op.’ Voordat hij -eerder dan gepland en tegen advies- met ontslag ging.

      Ik luisterde naar hem en voelde zijn energie, zijn strijdlust. Zijn oprechtheid en goede intenties. Maar ik voelde ook mijn berusting bij zijn woorden. Hij kende zijn vijand nog niet goed genoeg.

      ‘Ik kan het wel alleen.’ ‘Uiteindelijk sta ik er toch alleen voor.’ ‘Ik geef niet op. Nooit.’ ‘Ik ben een strijder.’ ‘Ik heb het altijd al alleen gedaan.’ ‘Ik heb een hele sterke eigen wil, dus áls ik iets wil, dan gebeurd het ook.’ ‘Denk maar niet dat ik geen ruggengraat heb, dokter.’ ‘Ik ga er voor de volle 100% tegen aan.’

      Hoe vaak heb ik deze woorden inmiddels al gehoord? En ik ben nog maar zes maanden onderweg in dit vak.

      Mijn patiënten zijn strijders, zeker weten. En dat zeg ik zonder ironie of sarcasme. Ze gaan er vol in, ze gaan, meestal übergemotiveerd, de strijd aan met de ziekte verslaving. Aan vechtlust geen gebrek.

      Maar ik hoor ook wekelijks: ‘Ik dacht dat ik het wel alleen kon.’ ‘Ik dacht dat, na zoveel tijd, eentje geen kwaad kon.’ ‘Ik dacht dat ik sterk genoeg was om weer met mate te drinken/blowen/snuiven (en wat dies meer zij).’ ‘Ik dacht dat ik de verslaving inmiddels achter me gelaten had.’ ‘Ik dacht dat drinken geen kwaad kon omdat alcohol niet mijn middel was.’

      Dat zijn de fellows op de meetings die een nieuwe start met het programma willen maken of, in de kliniek, de patiënten die opnieuw worden opgenomen.

      Wat een strijd leveren we, iedere dag weer. Tegen het duiveltje in ons hoofd, tegen de wijnheks, tegen de zwarte hond. De strenge stem van repliek dienen, het vleiende stemmetje in je hoofd weerstaan. Het monster verslaving heeft vele verschijningsvormen. Maar zonder acceptatie is het vechten tegen de bierkaai.

      Om over je eigen demonen nog maar te zwijgen. Want die blijven gewoon over als je de verdoving eraf haalt..

      Wij verslaafden zijn vechters, absoluut, het is alleen zo jammer dat we onze strijdlust vaak zo ineffectief en inefficiënt inzetten.

      Ineffectief en inefficiënt? Is dat een tautologie? Nee, lees ik op een Vlaamse taalsite. Effectief betekent doeltreffend, ongeacht de manier waarop het doel wordt bereikt, terwijl efficiënt doelmatig, op een manier die weinig middelen of inspanning vergt, betekent. Doeltreffend en doelmatig dus. Oké, geen tautologie. Uhuh..

      Stap 1 ‘We erkenden dat we machteloos stonden tegenover onze verslaving, dat ons leven onhanteerbaar was geworden.’

      Wanneer we onze machteloosheid en ons onvermogen om ons leven te hanteren erkennen, openen we de deur naar herstel. Niemand kon ons ervan overtuigen dat we verslaafden waren. Dit is een erkenning die we zelf moeten maken (uit ’the Big Book’).

      Het feit accepteren dat je de ziekte verslaving hebt, een ziekte waar je niet verantwoordelijk voor bent, maar waar je je ook niet (meer) achter kunt verschuilen omdat je wél verantwoordelijk bent voor je herstel. En dus niet langer de schuld van je verslaving aan mensen, plaatsen of gebeurtenissen geven. Je problemen en gevoelens onder ogen zien.

      Dát is een titanenstrijd. Een strijd van vallen en opstaan, een gevecht dat soms een (bijna) leven lang duurt. En sommigen verliezen alsnog.

      Werkelijke en waarachtige acceptatie. En dat betekent overgave en het opgeven van voorbehoud (ja maar ík.. ja maar áls.. ja maar zo erg is het nou ook weer niet.. ja maar dan, dus of daarom.. ja maar.. ja maar..). Acceptatie en overgave zijn de twee toverwoorden die kunnen leiden tot een doelmatige strijd die doeltreffend leidt tot langdurig en stabiel herstel. Geen tautologie dus. Wel een heftige zin, hoor. En makkelijker gezegd dan gedaan.

      Toegeven dat, hoeveel wilskracht je ook hebt (want die héb je), je het alleen op wilskracht en op wilskracht alleen niet gaat redden.

      Toen ik net hulp had gezocht (nou ja, gedwongen was hulp te accepteren) zei een therapeut tegen me: ‘Stoppen met gebruiken is een goed begin, daarna gaan we pas echt aan de slag.’ Ik beet meteen terug met: ‘Denk maar niet dat ik jullie hier in mijn ziel laat peuren. Ik wil best stoppen met drinken en anderszins, maar that’s it.’ Hij lachte minzaam (dat voelde in ieder geval zo) en ik was kwáád.

      Bij één van de eerste meetings die ik bezocht hoorde ik een fellow achteraf zeggen: ‘Ik heb hier veel cleantijd gezien, maar weinig herstel.’ Ik begreep toen helemaal niet wat hij bedoelde.

      Inmiddels ben ik bijna twee jaar verder en zie ik, met terugwerkende kracht, hoeveel ik nog in gevecht was.

      Ik zei wel dat ik verslaafd was, dat kan en kon me niet schelen. Ik weet nog dat ik bij een dame van P&O moest komen en dat ze de woorden ‘verslaafd’ en ‘verslaving’ een paar keer gebruikte. Het was een naar sujet en op een gegeven moment lachte ze een beetje besmuikt toen ze het ‘V-woord’ weer gebruikte. Ze zei: ‘Ja, ik vind het ook naar voor je hoor, om het zo hardop te zeggen.’ Daar meende die trut natuurlijk geen bal van en ik zei heel droog terug: ‘Oh, ik vind dat helemaal niet naar hoor, ik zeg het minimaal tweemaal per week.’ Ik gaf haar een hand en zei: ‘Audrey, verslaafd.’ Vond ze niet leuk, hihi.

      Maar het accepteren en je overgeven (dat laatste woord met name, gádver), dat heeft wel even geduurd. Ik begin nu pas te zien, ook door de fellows in pril herstel en door mijn cliënten en patiënten, hoeveel stappen ik daarin gemaakt heb. Hoezeer zij nog in gevecht zijn, waarbij ik hen het vertrouwen probeer te geven dat het écht beter wordt mettertijd. Als cleantijd overgaat in herstel. 

      Ik ben zoveel vrijer, heb zoveel meer innerlijke rust gevonden. Ik zou bijna willen stellen dat ik ‘in balans’ ben, maar ja, overdrijven is ook een vak. 🙂 Maar veel vaker dan voorheen tenminste, want dat blijft natuurlijk dé uitdaging als je de ziekte van de mateloosheid hebt.

      ‘Het verlangen om te gebruiken kwijt te raken’, dát is het doel. Pas dán is het gevecht gewonnen.