Ik deed niet aan gevoelens.’ Zo eindigde mijn vorige blog (Over Zuid-Afrika -1- ).
Wie wél aan gevoelens deed en absoluut tot de prachtigste en meest inspirerende mensen behoort die ik ooit heb ontmoet is Prof. Jenny, zoals ze door iedereen genoemd werd.
Toen ik de dag na het verschrikkelijke nieuws van Lilhe’s dood aansloot bij de ochtendoverdracht stond de tafel vol met kaarsjes. Professor Jenny Mary Thomas, hoofd van de afdeling kinderanesthesie van het Red Cross War Memorial Hospital, leidde -zoals altijd- de ochtendoverdracht in. Maar die ochtend was er geen ochtendoverdracht, zei ze. We lieten de overdracht even voor wat het was en hielden een ceremonie voor Lilhe. Ze vroeg of ik, als gast van het departement, de kaarsjes aan wilde steken. Wat ik uiteraard braaf deed, maar in plaats van vereerd te zijn maakte zich meteen een unheimliches Gefühl van mij meester..
What the F* was dit??
Ze zei dat ze bij de dood van Lilhe stil wilde staan en dat ze het belangrijk vond om dat sámen te doen. We hadden allemáál keihard gestreden, voor haar gestreden. En we hadden haar verloren; Lilhe, zo dapper, zo strijdbaar, was er niet meer. Hoe voelde dat nu voor ons, wat deed dat met ons, als dokter, maar ook als mens. Ze wilde graag iedereen hierover aan het woord laten en trapte zelf af.
Ze vertelde over haar machteloosheid, over haar verdriet. Vanwege Lilhe, maar ook omdat het soms vechten tegen de bierkaai leek en dat alle hulp, alle zorg die we boden nooit genoeg leek. Dat het soms zo moeilijk was, soms zoveel pijn deed. Ze was open, ze was oprecht. Ze huilde zonder zich daarvoor te schamen.
Professor Jenny Mary Thomas, kinderanesthesioloog en hoofd kinderanesthesiologie van een zeer gerenommeerd kinderziekenhuis, maar ook internationaal befaamd om haar kennis en kunde met betrekking tot (trauma-)kinderanesthesie, zat gewoon te huilen tijdens de ochtendoverdracht.
Ik was er totaal niet op voorbereid..
Huilen, huilen??!!? Ik was -weet ik nu- doodsbang voor huilen. Huilen, gevoelens, emoties; de hele flikkerse boel -> not for me. Verdringen en verdrinken, dát was mijn ding.
Dat prof. Jenny ‘gewoon zat te huilen’ tijdens de ochtendoverdracht was natuurlijk helemaal niet gewoon. Het is één van de mooiste voorbeelden van kracht door kwetsbaarheid die ik ooit heb gezien.
Ondertussen nam -binnen in mij- de paniek toe bij iedere collega die deelde over zijn/haar gevoelens omtrent de dood van Lilhe in het bijzonder, maar ook, zoals prof. Jenny deed, over de machteloosheid, het verdriet in ons vak, in de setting waarin we werkten. Ik voelde vanalles, in alle heftigheid, maar die gevoelens gewoon toelaten, benoemen en delen, kwam niet eens in mij op. En ik was bijna aan de beurt..
Toen het mijn beurt was bazelde ik iets over de dilemma’s van acute opvang bij traumata. Dat we helaas geen glazen bol hadden en daarom het nut of juist de nutteloosheid van het gevecht niet konden voorzien. Geen flauw idee of het bijdragend was, ik was alleen maar bezig met ‘het droog houden’ alsof mijn leven ervan af hing. Dat was toen, voor mij, het allerbelangrijkste. Bizar, maar waar.
Ik was er totaal niet op voorbereid..
Ik was niet de enige buitenlander die in de trauma opvang in Zuid-Afrika actief was. Zowel in Kaapstad als in Johannesburg stikte het van de Amerikaanse en Europese traumachirurgen en trauma anesthesiologen. Natuurlijk kwamen we om te leren en te helpen, maar we kwamen ook voor onze eigen adrenaline rush.
Vol overgave werden patiënten opgevangen na schiet-/steekpartijen, auto ongevallen, huiselijk geweld. Gepassioneerd en gefocust werden er levens gered. In de acute setting..
Levens die later weer werden verloren; aan ondervoeding, aan infecties, aan de uitzichtloosheid van het lijden.
Want de staat van de verpleegafdelingen ná de trauma unit was abominabel. Gebrek aan schone lakens, gebrek aan goede (decubitus-)matrassen, gebrek aan voedingssupplementen, gebrek aan incontinentiematerialen, gebrek aan rolstoelen en protheses, gebrek aan.. bijna alles. Of in sterk verouderde staat. Maar het voornaamste: gebrek aan handen aan het bed. Niet genoeg verpleegkundigen om patiënten wisselligging te geven om decubitus te voorkomen, niet genoeg diëtistes om de juiste voedingsadviezen te geven, niet genoeg fysiotherapeuten om contracturen te voorkomen, niet genoeg revalidatieartsen om perspectief te bieden, niet genoeg zaalartsen om überhaupt beleid te maken. Om over psychologische begeleiding nog maar te zwijgen..
Tijdens de diensten; ten tijde van de acute opvang en daarop volgende OK’s, voelde je je een held. Op de verpleegafdelingen kwam de stank van plas en poep, doorligplekken en etterende wonden je tegemoet en sloeg de onmacht je keihard in je smoel. Sloeg de onmacht mij keihard in mijn smoel.
Het drinken werd frequenter, de hoeveelheid nam toe. Alcohol dempte en verdoofde niet meer voldoende, er kwamen middelen bij; cannabis, waterpijp, de coke kwam op tafel. En daarnaast het vluchten in sex; veel sex, vaak sex.
Emotioneel en spiritueel raakte ik steeds verder uit koers, lichamelijk en geestelijk functioneerde ik op de automatische piloot.
Ik was er totaal niet op voorbereid..