06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Willem II

      03 12 2019 | Blog

      Zijn levenslust is ontegenzeglijk bewonderenswaardig. Hij is inmiddels weer erg gelukkig met nieuwe vriendin en co-ouderschap. En dat mag iedereen weten! Ook zijn gevoel voor humor is er absoluut op vooruit gegaan. Waar hij vroeger nogal lange tenen had en de (harde) grappen van mij en mijn andere broertje niet kon waarderen, maakt hij nu de meest gevatte opmerkingen van ons allemaal. En waar hij voorheen verschrikkelijk ijdel en, oh zo, onzeker was, is hij nu wars van uiterlijk vertoon en zit hij heerlijk in zijn vel. Vanuit medisch oogpunt is hij een succesverhaal en dat is hij natuurlijk ook. Supertrots ben ik op hem. Want hij is van héél, héél ver gekomen. Samen met hem probeer ik dan ook het glas halfvol te zien, écht.

      Maar als ik denk aan de Willem van toen, als ik de zorgsystemen zie die nu rondom hem zijn opgetuigd om te zorgen dat hij zelfstandig kan wonen en deels voor zijn kinderen kan blijven zorgen, de nimmer aflatende zorgen van mijn ouders die de zeven kilometer tussen hun huis en dat van hem vaak meerder keren per dag afleggen (plus winkel, school, clubjes kids), ben ik ook verdrietig. Verdrietig en bezorgd; om mijn ouders, met name om mijn moeder. Om de toekomst, om hoe het allemaal verder moet, als mijn ouders ouder worden en zijn kinderen straks gaan puberen. Zijn oudste dochter en zijn ex-vrouw schamen zich nu al vaak voor hem.. Dat zijn de zorgen en het verdriet van het nu. Het verdriet dat wordt gevoeld -onverdoofd- en doorleefd en een plekje krijgt (nu wel). Maar er is ook het uitgestelde verdriet..

      Het verdriet dat zoveel groter is dan ik me had kunnen voorstellen, voor zover je je zoiets van tevoren voorstellen kunt. Het uitgestelde verdriet komt in golven en grijpt me op onverwachte momenten bij de keel (zie Italië blog deel I). Er was geen tijd voor verdriet toen, er moest gezorgd worden en gevochten. Ik moest bij hem zijn, continu. Om voor hem te zorgen, mijn ouders te troosten, met dokters te praten. Ik nam vrij waar dat kon en deed diensten omwille van de compensatie. Ik reed meer dan 2000 kilometer per week en vergat bijna dat ik ook nog vier kinderen had. Maar die hadden gelukkig een geweldige, gezonde papa. Dat hadden Charlotte en Sophie niet, dus die hadden me harder nodig. Uren zat ik aan zijn bed en praatte over vroeger en nu, in de hoop dat hij me horen kon. En ik vocht niet alleen.. toen de sedatie afgebouwd werd om zijn neurologie te kunnen beoordelen trok hij zijn tube en infusen eruit (hihi). Dood gaan? No way man!

      Vanaf het moment van de hersenbloeding van mijn broertje kreeg ik geen hap meer door mijn keel, sliep ik niet meer en werd ik niet meer ongesteld. Mijn lief blonk uit in het variëren op het thema ‘soep’, want vloeibaar ging wel, slapen, dat kostte alleen maar tijd en niet ongesteld worden was buitengewoon praktisch.

      Toen dood gaan geen optie meer was (nogmaals dank, God) en het lange pad dat revalideren heet betreden moest worden, trad ik uit de maatschap en ging ik waarnemen om mijn tijd beter af te kunnen stemmen op het herstel van mijn broertje.

      In het begin, in de Maartenskliniek, lag hij daar maar te staren naar onbekende verten. Dan kroop ik dicht tegen hem aan en draaide we talloze malen ‘Hoeveel ik van je hou’ van Claudia de Breij, want dat vond hij fijn, daar werd hij rustig van.

      Al die tijd was voelen geen optie. En mocht het verdriet toch de kop opsteken, dan werd dat in de kiem gesmoord met wijn. Machteloosheid, frustratie, pijn? Wijn! Want er moest getroost, geregeld en geoefend. Vooral oefenen, heel veel oefenen, want ik wist als geen ander dat fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut en revalidatiearts ook andere patiënten hadden. Ik niet, wij als familie niet, hij was mijn (onze) enige patiënt. Je kon je geen betere patiënt wensen. Zoveel wil om te leven, om beter te worden. En de rest is geschiedenis.

      Maar niet het weggestopte en door alcohol verdoofde verdriet. Dat is er nu, soms, ineens. Maar wat fijn dat ik daar niet meer bang voor ben, dat ik niet meer hóéf te verdoven, dat ik inmiddels ook alle goede en mooie dingen, zelfs (zeker?) van die turbulente tijd, kan zien en waarderen. Leve herstel, van mij én van mijn kleine broertje. Ik houd van je, Willem II.

      Deze is voor jou, lieverd: ‘Als er stormen waaien in je hoofd/ En niemand doet wat-ie je had beloofd/ Dan hou ik je vast tot jij gelooft/ Hoeveel ik van je hou/ Als het nacht is en de lucht trekt dicht/ Laat ik jou zien in het volle licht/ Als ik de tranen kus van jouw gezicht/ Hoeveel ik van je hou/ Ik weet dat jij nog niet geloven kan/ Dat er een eind is aan de pijn/ Maar als een vlam die maar niet doven kan/ Ben ik er, en ik zal er altijd zijn/ Als je denkt dat niemand jou echt kent/ En je nooit aan deze wereld went/ Dan hou ik je vast tot jij herkent/ Hoeveel ik van je hou/ Ik droog al je tranen, al het bloed en zweet/ En ik zorg dat jij je pijn vergeet.’

      Het was pas vorig jaar dat ik me realiseerde dat dit liedje de vertaling was van ‘Make you feel my love’ van Bob Dylan, groot gemaakt door Adèle. Stom.