06 83 97 13 77 help@doktersindeknel.nl

      Zelfdestructie

      28 05 2020 | Blog

      Ik hang absoluut niet aan het leven. Nooit gedaan ook. Niet dat ik dood wil, al is die stap, als het leven tegenzit, natuurlijk vele malen kleiner dan als je wél heel erg aan het leven hangt.

      Bovendien willen mensen die suïcidaal zijn over het algemeen niet dood maar willen ze juist niet meer leven. Het is het leven zelf dat hen tegenwerkt. Maar het leven is niet tegen me, integendeel, ik heb juist heel veel om voor te leven en doe het ook al achtenveertig jaar vol overgave. 🙂

      Dat ik absoluut niet aan het leven hang, weet ik al zo lang ik me kan herinneren. Tijdens mijn middelbare school periode en in mijn studententijd deden mijn vrienden het af als grootspraak, als stoerdoenerij. Maar nu, op mijn achtenveertigste, clean and sober en happy as hell, blijf ik bij mijn oorspronkelijke standpunt; ik vind het leven overrated en overbodig.

      Ben ik daarom verslaafd geraakt? Is het daarom nooit goed (genoeg)? Komt daar mijn hang naar zelfdestructie vandaan?

      Ik ben niet de enige verslaafde met deze neiging. Gisteren was ik bij één van mijn cliënten. Hij was teruggevallen. Zijn moeder is overleden (níet aan COVID-19, even voor de volledigheid) en het kon hem allemaal even geen F* meer schelen; hij heeft het een nacht op een zuipen gezet. Hij vond dat hij daar een goede reden voor had. Natuurlijk is het overlijden van je moeder een goede reden. Iedere reden is een goede reden, toch? ‘Poor me, poor me, poor me a drink.’

      De verschillen tussen mijn cliënten (de mensen die bij mij een personal coachingstraject volgen) en mijn patiënten (de mensen die ik als verslavingsarts in opleiding begeleid) zijn groter dan de overeenkomsten. Maar dat is slechts schijn..

      Natuurlijk, op het eerste gezicht hebben een getrouwde medisch specialist, woonachtig in een vrijstaand huis in een dure wijk, en een gescheiden verwarmingsmonteur in een smoezelige huurflat, weinig met elkaar gemeen. Maar als je wat verder kijkt dan zie je dat bij de één de partner daadwerkelijk weggegaan is, maar die van de ander alleen maar blijft omdat een scheiding tevens een afscheid van het vrijstaande huis in de dure wijk is. Ook hangt bij beiden hun baan aan een zijden draadje en hebben de meeste vrienden al lang geleden afscheid genomen.

      Enkel en alleen omdat ze maar niet van de fles af kunnen blijven, hoe hard ze het ook proberen. En ze proberen het hard, heel hard. En het lukt ook vaak, heel vaak. Maar soms even niet. En dan is er een reden, een goede reden. Die altijd buiten henzelf ligt. Het is hun (ex-)vrouw, hun collega, de baas of de buurman. Maar het ligt niet aan hen, het ligt nooit aan hen. ‘Externaliseren’, noemen ze dat in de hulpverlening. Daar zijn verslaafden meesters in.

      Eigenwijs zijn verslaafden ook, ze weten het altijd beter. ‘Bij mij werkt het nou eenmaal net even anders.’ Natuurlijk werkt het bij een medisch specialist anders dan bij een verwarmingsmonteur. Bij jou werkt het vast ook heel anders dan bij mij. En zolang we dát maar blijven denken; dat we een uitzondering zijn. Nee, niet een uitzondering, dé uitzondering, zolang we denken dat wij apart en anders zijn, dat het bij anderen veel erger is, dat het bij ons allemaal wel meevalt, blijven we wat we zijn; een stelletje sneue, stiekeme zuiplappen (of verslaafden anderszins).

      Dat mag, we leven tenslotte in een vrij land. Het kan ook heel lang goed gaan; we hebben nog héél veel marge tussen de actuele situatie en het plekje onder de brug. Maar denk niet dat je origineel of uniek bent. En al helemaal niet onafhankelijk en vrij. Integendeel.

      Is het die neiging tot zelfdestructie die verslaving is die ervoor zorgt dat zelfs mensen die alles (nog) hebben niet langdurig ‘clean and sober’ kunnen blijven? Is het eigenwijsheid, of het je beter voelen dan anderen? Maar, hoog opgeleid of niet, intelligent kun je het niet bepaald noemen. Is het ontkenning? Onderschatting, van de chronische hersenziekte die verslaving is, is het in ieder geval.

      Maar wannéér lukt het dan wel? En wíe lukt het dan wel? En wáárom? Op die laatste vraag heb ik een -verbluffend simpel- antwoord: Gewoon, door die eerste niet op te pakken.

       ‘Ja maar’ mag, een mening hebben mag, welke mening dan ook. Weerstand hebben is ook prima; ik ben zelf ook nog de halve tijd ‘tegen’. Je mag het oneerlijk vinden of gewoon waanzinnig K*. Je mag het onzin vinden en belachelijk. Waarbij ‘het’ dan ook weer alles mag zijn; meetings, fellows met een jarenlange clean-tijd, de dood van je moeder, de buurman, je verslaving of het leven zelf. Allemaal stom en alle mensen zijn dom. Mag je allemaal vinden. Is allemaal helemaal oké.

      Je mag vandaag álles vinden en álles doen, behalve weer gaan gebruiken. Want weer gaan gebruiken, dat kan altijd nog. Net als doodgaan, dat kan ook altijd nog.

      ‘Nederigheid, bereidwilligheid en openheid van geest.’ Zij zijn in ieder geval het begin. Lúisteren en verdomde hard werken.

      Want dat is het, maar toch ook weer niet. Zolang je vandaag, alleen voor vandaag, ‘clean and sober’ blijft. Keep it simple. Gewoon die eerste niet oppakken. Just for today, every day. Zodat de dagen zich aaneen rijgen tot weken, de weken tot maanden, de maanden tot jaren. Totdat clean-tijd herstel wordt en je beseft dat je écht vrij bent. Gelukkig, vrolijk en vrij.. om níet te gebruiken en daar ook geen behoefte aan te hebben.

      Zoals Russel Brand zegt in zijn boek ‘Recovery’: ‘If you are addicted to … (anything), it can take a lifetime to spot the problem, and apparently a lifetime is all we have.’