Vanochtend liep ik opgewekt door een zonnig maar fris Dordrecht richting het station aldaar. Toen ik het station naderde zag ik een AH to go die al open was. Mijn hart maakte een sprongetje van vreugde. Een winkel, en ook nog open. Top!
Die vreugde duurde slechts een fractie van een seconde, de fractie die nodig was me te realiseren waarom ik blij was.. Ik werd blij van de mogelijkheid (die ik ruim een jaar geleden zéker benut zou hebben) wijn te kunnen kopen. Jézus, trut, het is half negen ’s ochtends. Bovendien; ik heb niet eens trék in wijn.
Wat is het toch een nare, hardnekkige ziekte. Ik moet terug denken aan een share van één van mijn matties net voor kerst. -Die jongen zit hartstikke goed in zijn herstel en is al bijna vijf jaar clean.- Hij vertelde dat hij kerstcadeautjes voor zijn familie ging kopen en daarvoor bij de Action (tsja, ik wil daar nog niet dood gevonden worden, maar goed, ieder zijn ding 😉 was. Hij liep door een rij met spullen (rotzooi?) en zag daar een bak met spiegeltjes (rest my case). Zijn eerste gedachte was: ‘Verrek, dat zijn verdomde handige spiegeltjes om..’
Dagen, misschien wel weken, had hij niet aan snuiven gedacht, zoals ik niet aan drinken (die weken gelden hier even niet voor mij..), en zowel hij als ik hadden er niet eens trék in. Maar toch, reflectoir? Of misschien gewoon die geniepige, die K* ziekte, ik weet het niet.
Toen ik nog in behandeling was zeiden ze aldaar dat er een soort virus in onze cerebrale TomTom (bestaat dat ding nog?) was geslopen. Welk eindpunt je ook maar intoetst, als je niet uitkijkt eindigt het voortaan altijd bij de slijter, de dealer of het casino.
Al deze dingen overdenkend ben ik in ene helemaal niet meer blij. Ik word er somber en verdrietig van.
Ze zeggen ook dat je een terugval al weken van tevoren aan ziet komen. Ja, zíj wel. Duh, lekker makkelijk, achteraf. Die opmerking heeft voor mij altijd een te hoog ‘zie je wel’-gehalte gehad en nog steeds. Ik kan er niets mee, ik wil er ook helemaal niets mee kunnen (rot op met die betweterigheid en laat me met rust! -> ja,ja, weerstand, gevaarlijk). Ook krijg ik bij die opmerking altijd de neiging om de ‘model herstellende verslaafde’ (zijn die er?) uit te gaan hangen en dan ineens, out of the blue, keihard terug te vallen. Zo, kom maar op! Had je die zien aankomen? Oh ja? Waar dan, wanneer dan, hoe dan? Je lult, eikel! Lekker niet, hè, je zag helemaal niets aankomen, jij, oetlul!
En neen, natuurlijk doe ik dat niet, ik snap ook wel dat degene die ik daar het meest mee heb, me myself and I is.
N.B. Maar ik wil toch nog even benadrukken dat het achteraf praten is. Soms is er misschien -achteraf- een patroon naar terugval te herkennen (bij welke addict niet als we, vol spijt en bereidwilligheid, al onze gedachten en gevoelens eruit gooien). Maar vaak ook niet. Dan doe je gewoon F* je best om op dat koord te blijven balanceren en flikker je er ineens keihard af. Omdat iemand je een duw geeft.